Toen de eerste D. antarctica stammen uit Australië arriveerden halverwege de jaren 90, heb ik er een aangeschaft met het label 'Ausfern' vertegenwoordigd door een boomkweker in Lopik.
Er circuleerden toen de wildste verhalen over winterhardheid van deze varen en het advies van de kweker was om voor de winter de veren af te knippen en een vuilniszak over de kop te trekken. Hij was zelf overtuigd van de uitstekende winterhardheid van deze varen en had enkele tientallen exemplaren in zijn privé tuin staan. Ik kocht in 1995 een stam van 90 cm voor de lieve som van 40 florijnen en plantte deze in onze tuin. De eerste winter ging goed maar de volgende (1996/97) was een kwaaie met een minimumtemperatuur van -17°C. Behalve dat dit het einde van de Dicksonia inhield, verloor ik ook een forse Trachycarpus. Daarna heb ik bij een tuincentrum een zieltogende antarctica gekocht voor weinig, waar ik jarenlang plezier van heb gehad. De kuip was amper breder dan de stam. Toch ontwikkelde de boomvaren een dikke stam van 120 cm met een volle kroon van 3 m spanwijdte. Als deze varen via de kop en stam over voldoende vocht en voeding kan beschikken groeit hij zelfs zonder kluit.