De kentiapalm of Howea forsteriana is waarschijnlijk een van de oudste kamerpalmen. Het is een robuuste soort die al in de 19e eeuw in Europa als kamerplant werd geïntroduceerd toen de huizen steeds beter werden verwarmd en ook minder vochtig waren. Ze vervingen de varens die daarvoor in trek waren als kamerplanten. Ik herinner me deze palm uit mijn jeugd bij mijn grootouders in de meestal onverwarmde voorkamer, voor als er bezoek kwam, gescheiden door glazen schuifdeuren (kamer en suite) van de woon- eetkamer waar overdag de kachel brandde. Door de enorme uitbreiding van het assortiment kamerplanten is deze palm op de achtergrond gedrongen en dat lijkt me een goede aanleiding om deze aantrekkelijke palm weer eens onder de aandacht te brengen. Mijn eerste exemplaar heb ik heel lang gehouden en had na tientallen jaren tenslotte een flinke stam ontwikkeld. Na de verhuizing naar het buitengebied heeft de palm tijdens een van de koudste winter schade opgelopen in de koude kas en is daarvan niet goed hersteld. Die ervaring rijker, haal ik deze palm in de winter naar binnen voor overwintering bij 10 °C. Om het gewicht beheersbaar te houden, verpot ik niet meer wat consequenties heeft voor de groeisnelheid die toch al niet hoog is. Ik mag nu tevreden zijn met een blad of 3 per 24 maanden. De ontplooiing van het nieuwe blad is een spectaculaire gebeurtenis bij vederpalmen. Ik verwacht dat weer binnenkort. Vorige week heb ik ook de naaste verwant van de kentia ontvangen Howea belmoreana die slecht zelden wordt aangeboden. In het assortiment kentia wordt soms een 'rode' variant aangetroffen met roodbruin uitlopend nieuw blad en een purperkleurige bladsteel.
Beide Howea soorten zijn inheems op Howe Island en leveren daar een belangrijke bijdrage aan de lokale economie en werkgelegenheid.