lijk mijn wel een mooi gezicht als die bloeit
Uit het leven van Europa's oudste nog levende camelia
In 1767 bracht de Zweedse botanicus Carl Peter Thunberg (1743-182, student en opvolger van zijn landgenoot Carolus Linnaeus, vier cameliaplanten (Camelia japonica L.) van zijn bezoek aan Nagasaki mee terug naar de Royal Botanic Gardens in Kew bij Londen. Twee exemplaren kwamen uiteindelijk in Herrenhausen bij Hannover en Schönbrunn bij Wenen terecht, een exemplaar bleef in Kew. De vierde plant verhuisde in 1770 als 30-jarige kuipplant naar Dresden. Het is de enige camelia van de reis van Thunberg naar Japan die thans nog leeft.
Al in 1801 plantte hofhovenier Terscheck de bijzondere plant op de plaats waar zij nu nog staat. Vanaf het allereerste begin werd zij in de winter afgedekt, eerst met stro en bastmatten, later met een houten omhuizing, die op gecompliceerde wijze opgebouwd en afgebroken en verwarmd moest worden.
Begin januari 1905 ontstond er door een tegen het houtwerk aangebouwde kachel brand. Doordat het bluswater bij een buitentemperatuur van -20 °C bevroor en aldus een ijsberg vormde, werd de plant beschermd en schoot zij nog in datzelfde voorjaar weer uit.
In 1992 kreeg de camelia van Pillnitz een nieuwe, voor het eerst verplaatsbare omhuizing, waarin temperatuur, ventilatie, luchtvochtigheid en beschaduwing per computer kunnen worden geregeld. Het huis is 13,2 meter hoog, weegt 54 ton en omsluit een volume van 1864 m3.
Van half oktober tot half mei wordt de temperatuur op 4-6 °C gehouden. In het warme jaargetijde wordt de omhuizing weggerold en staat de camelia weer vrij in het park.
Inmiddels heeft de meer dan 250 jaar oude plant een hoogte bereikt van 8,60 m, een diameter van bijna 11 m en een omvang van 33,6 m. De bloeiperiode valt in de maanden februari tot en met april. De tot wel 35.000 bloemen zijn klokvormig, karmijnrood en geuren niet.
bron:dresden.de
gr arpad