Ik heb in de jaren '90 een afgezaagde stam in de tuin geplant. Het plantgat werd ruimschoots met humeuze aarde gevuld. Volgens de Nederlandse importeur van de boomvaren met het label 'Ausfern' waren ze afkomstig uit een streek waar het 's winters stevig kon vriezen tot - 13°C. Fraaie foto's van D. antarctica met een laag sneeuw op de kruin moesten dit illustreren. Volgens het advies zou een vuilniszak over de kop voor een normale winter genoeg bescherming bieden. Een week -7°C met een snijdende Oostenwind bleek echter al fataal. Dat de stam gedurende de zomer stevig was geworteld, werd duidelijk toen deze werd uitgegraven. Ik heb het experiment niet herhaald, de eerste importen waren nogal prijzig. Toen ik later een tweede exemplaar voordelig kon aanschaffen, heeft deze probleemloos 10 jaar in een kuip gestaan waarvan de diameter nauwelijks meer was dan de stamdoorsnede van 30 cm. De kroon had een diameter van 3 m met meerdere 'generaties' veders. Dicksonia antarctica heeft voor groei genoeg aan een ruime gift (regen)water en een beetje voeding. De kuipplant is uiteindelijk verkocht om de uitpuilende kas te ontlasten. De nieuwe eigenaar heeft 'm uitgeplant maar er niet erg lang plezier van gehad.
Een paar jaar geleden heb ik nog eens een kleine plant in de tuin gezet en deze beschermd met een omgekeerde kuip gevuld met droog blad. De hergroei van het blad volgde steeds trager en na een paar winters was het gedaan. Jonge exemplaren hebben vermoedelijk te weinig reserves om na ontbladering te herstellen. Hetzelfde is te zien bij matig winterharde/-groene varens als Woodwardia unigemmata en Blechnum chilense die vanaf -10°C hun loof verliezen. Deze zijn voor hergroei waarschijnlijk afhankelijk van het bestaande blad, anders dan bladverliezende soorten die daarvoor reserve opslaan.
"Alleen mensen die kunnen twijfelen zijn in staat hun wereldbeeld bloot te stellen aan nieuwe feiten en inzichten"