Hitch schreef:Ik bescherm mijn T. fortuneis ook nooit. Daar doe ik niets aan.
Ik heb al eens eerder vermeld dat ik in totaal 64 Trachycarpus fortunei zaailingen had uitgeplant toen wij dit huis kochten in 2005. Met de jaren (lees=>winters) zijn er daarvan een 25 tal overgebleven wat dus minder dan 50% is. Natuurlijke selectie zeg maar. Deze zaailingen kwamen nota bene van zaad van een T. fortunei die hier al minstens 20 jaar staat uitgeplant en waarvan je dus zou denken volgens de redenering van sommigen hier op het forum dat deze "geaklimatiseerd" is en dit dus in zijn genen zou moeten doorgeven......
Toen ik deze topic begon, realiseerde ik me niet hoe complex het onderwerp is
Het begrip acclimatisatie wordt volgens Hitch blijkbaar soms verward met genetische selectie. In een grijs verleden heb ik een jaar het vak erfelijkheidsleer bestudeerd en talrijke boeiende proeven gedaan met Drosophila melanogaster in een zaal doordrenkt met ether te midden van wolken ontsnapte fruitvliegen

Trachycarpus in z 'n natuurlijke habitat heeft zijn winterhardheid vermoedelijk te danken aan een langdurig selectieproces als reactie bijvoorbeeld op een klimaatverandering waarbij het geleidelijk kouder werd. We noemen dit evolutie met als kerngedachte ’survival of the fittest'. Trachycarpus groeit tot op vrij grote hoogte op de flanken van de Himalaya's. Het Himalaya gebergte is ontstaan door opstuwing van het Indiase continent tegen Azië. Die opstuwing is nog steeds gaande en de groei van deze bergketen bedraagt meerdere centimeters per jaar. Het is daarom goed denkbaar dat een verre voorouder van deze onder ons palmvrienden zo populaire palm ooit in een tropisch klimaat groeide. Ik bedenk dit nu ter plekke, maar oordeel zelf maar of deze hypothese plausibel voorkomt.
Ik stoom nu door naar de voortplanting via de zaden. Misschien is jullie het klassieke meetproefje bekend waarbij de zaden van een plant worden gesorteerd naar afmeting, i.e. lengte, breedte of gewicht dat doet er niet toe. Je krijgt dan een regelmatige verdeling met weinig zaden die klein zijn en evenzo een gering aantal zeer grote zaden met daartussen een verdeling met de meest voorkomende grootte als top van de heuvel. Vervang zaadomvang door winterhardheid en je zou dan naar analogie de grootste zaden willen gebruiken om verder mee te kweken. Je selecteert dan op een specifieke eigenschap. Nederlandse veredelaars zijn daar zeer goed in en Wageningen geldt niet ten onrechte internationaal als een topuniversiteit. De planten uit de geselecteerde zaden zullen naar verwachting grotere zaden produceren, maar dat betreft de gemiddelde grootte. De grootteverdeling zal ongeveer hetzelfde zijn als bij de voorgaande generatie zij het een fractie naar rechts verschoven. Vervolgens selecteer je opnieuw de grootste zaden enzovoort. Uiteindelijk zal dit leiden tot een ras dat in versterkte mate de gewenste eigenschap heeft. Het zal nu ook duidelijk zijn dat selectie van een palm met een grotere winterhardheid een zeer langdurig proces is. Bij planten en dieren met een korte generatiecyclus verloopt dit selectieproces relatief snel. Een klassiek voorbeeld is een vlindersoort in Engeland die door zijn vleugelkleur onzichtbaar is op de schors van z ’n favoriete boom de berk. Toen eind negentiende eeuw in Engeland door de heersende stookgewoonte en de opkomende industrialisering enorme hoeveelheden roet werden uitgestoten, kleurden de berkenstammen zwart en verdween de wit gevleugelde vlinder en maakte plaats voor een donkerkleurige variant. Doordat de lichtgekleurde individuen nu hun camouflage ontbeerden, liep hun aandeel in de populatie snel terug door selectieve predatie. De zwartgevleugelde individuen in de populatie die tot dan zeldzaam waren, verwierven hierdoor een selectief voordeel en kregen binnen een aantal generaties de overhand. Toen naderhand de uitstoot van roet weer sterk verminderde, vond opnieuw selectie plaats in de tegengestelde richting.
Samenvattend: Genetische veranderingen in het erfelijk materiaal (DNA) van een individu als gevolg van o.a. chemische en stralingsinvloeden vinden ongericht (at random) plaats. De omgeving bepaalt welke erfelijke eigenschappen het individu de beste overlevingskans bieden. Die veranderingen worden preferent doorgegeven aan het nageslacht. Bij geslachtelijke voortplanting kun je snel gewenste eigenschappen inkruisen. Een aansprekend voorbeeld hiervan is de hybride palm Butiagrus die z’ n winterhardheid ontleent aan Butia maar qua verschijning meer overeenkomst heeft met de elegantere niet-winterharde Syagrus.
"Alleen mensen die kunnen twijfelen zijn in staat hun wereldbeeld bloot te stellen aan nieuwe feiten en inzichten"